Vorig jaar waren er Franse beeldhouwers die het Voorhout op tal van manieren hadden gepenetreerd, overwoekerd, naar hun handen gezet. Die lieten zien dat het kon, kunst in de openbare ruimte.
Hoe veroverden de Belgen het Voorhout? Twee koninginnen hadden ze al. Levende kunstwerken. Die in een voorpagina-lach schoten bij de - vrij naar Hundertwasser - in een rijdende tuin veranderde Renault 4, de 'Earth car' - hij rijdt echt - van Peter de Cupere. Niet wetend van de 'draagbare tuin' van P.J.Roggeband, die toch oorspronkelijker is. Maar Roggeband is geen Belg.
Goed passend nabij de executieplaatsen van de gebroeders De Witt en Oldebarnevelt vond ik de Vrijwillige Individuele Publieke Automatische Gevangenis van Leo Copers, een professionele, zeer Amerikaans aandoende kooi waarin je je na inworp van een euro vijf minuten kunt laten opsluiten. Een nogal griezelig, volautomatisch modern schandblok. Niemand die het aandurfde.
Ook de monumentale sokkels die niets dragen van Leon Vranken passen hier. En de Albert Speerachtige bergplaats van Renato Nicolodi die ook een mausoleum zou kunnen zijn.
Maar het bleven bescheiden zetstukken op het uitgestrekte Voorhout. De mooiste - van de zelfde artiesten ‑ heeft het museum Beelden aan Zee voor zichzelf gehouden. Ga maar kijken.
En dan is er op het Voorhout en aan zee het werk van Johan Tahon. Die als gipskoning een regenvrij onderkomen kreeg voor zijn wonderbaarlijke beeldengroepen in de Kloosterkerk. Tahon, een hoofdstuk apart, waarover morgen meer.