'Hij zijgt zacht ineen, zijn hoofd tegen de muur van glanzend majolica, hij kijkt me met weggedraaide ogen aan. Rood kwijl loopt naar buiten. Hij is ten prooi aan een gruwelijk trillen waar ik niet naar kan kijken. Ik kniel bij hem neer, leg zijn hoofd in mijn schoot, knoop het boordje van zijn overhemd open. Hij neemt opeens mijn hand tussen zijn tanden, begraaft zijn tanden in mijn vlees. Ik zeg tegen de mensen die zonder omkijken passeren: "Dames en heren, help mij." Niet een blijft er staan, zonder omkijken trekt de menigte in de lange gang voorbij.'
Malaparte schetst de Parijse menigte: 'Val nooit op straat, op het trottoir, om zes uur 's avonds'. Heb nooit hulp nodig op straat om zes uur 'avonds. Niemand zal u helpen. Iedereen zal u vertrappen, platdrukken, zal omkijken en zeggen: Wat doet u daar midden op het trottoir. Je valt niet midden op het trottoir. Schande." Als u een vreemdeling bent, zal de menigte u aankijken, u "die vuile vreemdeling!" noemen.
Tenslotte doen twee matrozen wat hij beveelt. Ze trekken de man aan zijn benen.
'Met een ruk haalt de man zijn tanden uit mijn vlees, hij laat zijn hoofd hangen. Ik zie dat zijn tong helemaal opgerold is zodat hij bijna stikt. "Geef me uw sigaret," zeg ik tegen een van de matrozen. Met de gloeiende kegel van de sigaret brand ik het onderste van de tong van de man. Ik ken de methode. Het is de enige methode om hem zijn tong te laten ontrollen.'
Malaparte heeft in de oorlog in Polen, Oekraïne, Roemenië geleerd hoe je voorkomt dat iemand stikt in zijn tong. Zijn Dagboek van een vreemdeling is nu in Privé-domein vertaald weer door Jan van der Haar.