Die twee broers dus, de beroemde dichter en de schilder, met wie ze een tijdje ging. Moet je horen, er kwam in het Bergense café een jochie binnen met een plastic zak water vol watervlooien. En dan:
"'Ach, de watervlo...,'" sprak de dichter vertederd. Hij keek alsof hij een groots visioen had... 'Ja, de watervlo,' beaamde de schilder ontroerd. Hij zag het visioen ook. 'Weet je het nog?' vroeg hij zachtjes aan zijn broer. 'Natuurlijk weet ik het nog!' antwoordde deze streng.'"
En dan komt het:
"'De watervlo die is geen vlo...,' begon hij op veelbelovende toon, de dichter die alle grote Nederlandse poëzieprijzen heeft gekregen. Het leek geen vers van eigen hand te zijn dat hij reciteerde, maar aan alles was te merken dat het heel zijn hart had. Hij zei het met sonore stem en zijn ogen fonkelden. 'De mensen noemen hem maar zo!'
Zijn broer hoorde de eerste zinnen stralend aan en zei vervolgens de rest van het vers, even enthousiast als welluidend, met hem mee.
'Het is een heel klein soortje kreeft dat slechts in 't beste water leeft dus wees niet boos als U hem ziet want dat verdient hij zeker niet hij zorgt voor onze waterzuivering en dat is een belangrijk ding!'"
Gerrit en David Kouwenaar ja, beschreven door Helga in haar nieuwe bundel stukjes 'Ruimschoot de tijd', uitgegeven bij Reservaat..