'In de wagen kraakt de reis, in het lopen blijft het paard,
in de haren nog het aaien, iedere schooltas vol
opgegeten bananen, in zout stuift
het strand, in oren de zee.
In de fiets rammelt de afstand naar huis, in elke afstand
rammelt een fiets. In handen legosteentjes, brood
en auto's. In God een handvol plastic kralen,
in elke dag een naald en draad.
In leven glanst de soap gevolgd door de herhaling,
hoog opgestapeld, even bovenaan. In de armen
het dragen, in het dragen de naam.
Zelfs in de koppen van gevangen apen, las ik,
treft men bij de sectie vaak nog
hele stukken oerwoud aan.’