'Wanneer gaan we nou eens naar zee?' vroeg de vrouw van dichter Frank Koenegracht toen hij op een eilandvakantie niet in beweging kwam. Hij antwoordde: ‘Ik ben de zee.’ Daaraan dacht ik bij de door Marjoleine de Vos gemaakte en ingeleide keus uit het werk van J.A. dèr Mouw (1863-1919) 'Je bent de wolken en je bent de hei'.
Bestaat de wereld ook als ik niet kijk? Dèr Mouw was bang van niet. Bang voor de 'angst over de benauwende eenzaamheid van de bewustzijnscel, waarin het spookt, spookt, van wereld- en ik-verschijnsel.' Bang de gevangene te zijn van zijn eigen bewustzijn. De enige te zijn, in een totaal leeg universum. Hij vond een uitweg: deel gaan uitmaken van het Wereld-zelf, het Brahman. Maar hoe doe je dat in de praktijk van een Hollands huishouden? Hij schreef:
'k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid./ Ik doe in huis het een'ge dat ik kan/ 'k gooi mijn vuilwater weg en vul de kan;/ maar 'k heb geen droogdoek'; en ik mors altijd.
Zij zegt, dat dat geen werk is voor een man./ En 'k voel me hulploos en vol zelfverwijt,/ als zij mijn lang verwende onpraktischheid/ verwent met wat ze toverde in de pan.
En steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt/ tot feeërie van wereld, kunst en weten:
als zij me geeft mijn bordje havermout,/ en 'k zie, haar vingertoppen zijn gespleten
dan voel ik éénzelfde adoratie branden/ voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.