Magic in the moonlight, de laatste Woody Allen, is een essay van een 78-jarige over man en vrouw, vernuft en emotie, de strijd der seksen, over liefde.
En heus niet gevoel tegenover verstand, eerder wat ten langen leste blijkt.. hoe de vrouw altijd nog een dea ex machina bewaart, die van buiten het spel komt.
De vrouw wint genadeloos. Ze overtroeft de cynische illusionist die haar spiritistische gaven doorziet. Haar troef is geen trucage meer, maar dat waar geen man van terug heeft, ernst, liefde, overgave.
En hij heeft nog wel een tante die als een godin over hem waakt. Dit alles in een gedroomd jaren '20-Europa van kuuroorden, villa's en casino's, waar liefde ongrijpbaar blijkt. Tot ze je onverhoeds - hem zo goed als haar - overmeestert. En dan blijkt 'het bestaat'.
Magic betekent in het Engels zowel goochelen als magie. Het was Daniel Kehlmann die in zijn gewaagde roman Beerholm's Vorstellung over een meestermagiër al langs deze grenzen liep. Wie heeft bij momenten niet gedacht 'dat er meer is dan er is'? Woody Allen komt uit bij liefde, als een kwaal die je onder de leden krijgt, en die het ongelijk van alle cynici bewijst, alle rationalisten. Allen zegt: heb je geluk geef je dan maar gewonnen, er is geen kruid tegen gewassen en het zijn de vrouwen die aan de touwtjes trekken.
De ontvangst van Magic in the moonlight was fiftyfifty. Een jongere recensente vond het een niemendalletje.