Nooit eerder was ik in het Louis Couperus Huis aan de Haagse Javastraat. En dat terwijl ik al op school z'n werken las en door de statige Couperusbuurt fietste.
Nu was ik er, en lees 'Zoo ik ièts ben, ben ik een Hagenaar'. En zeg 't hem na. Hagenaars verlaten hun stad, hij ook. Wat mankeert er? Het is er vervelend: 'Den Haag maakt mij slaperig en suf, er hangt iets soezigs in de lucht...'. staat in Eline Vere, verpersoonlijking van Den Haag. Je moet Hagenaar zijn om gevoel te hebben voor de grote aantrekkingskracht van verveling. Hagenaar Willem Brakman kon lyrisch worden over deze nu vergeten kunst.
Vriend Frans Netscher beschreef Couperus in zijn altijd opgeruimde kamer aan het Nassauplein: 'Het leek wel dat hij, er nooit iets aanraakte, zoo was en bleef alles op zijn plaats. 's Zomers lag hij meestal op een rustbank, een vouwbeen in de hand, een boek te lezen, en hij keek dan uit zijn venster het lage, verlaten Alexanderveld op. 't Was soms broeierig warm in zijn kamer, bijna niet om uit te houden, zoodat de benauwing op de longen sloeg. Maar dit was juist waar hij naar verlangde; dán voelde hij zich lekker, in zijn element, gezelligjes, gestoofd, als liep zijn bloed warmer en luier door zijn lichaam.'
Tijd voor een Vervelingsnummer van het tijdschrift Extaze, dat toch zijn naam dankt aan Couperus.