Waarvan raakte ik begin jaren '60 bezeten, in kunst? Het begon op school, met m'n leraar die Mondriaan-gek was.
Foto's van het interieur van 'Piet' liet zien, die z'n doodgewone woonhuis had gemondrianiseerd. Pas nog stond het interieur in Den Haag. Ik wilde dat ook. Heb mijn ouders bij de komende verbouwing - het doorbreken van de suitedeuren - bijna zover gekregen. In m'n eentje ging ik op zondagen naar het Haags Gemeentemuseum. Uitgestorven toen nog, doodstil. Je hoorde alleen de kraakzolen van die ene suppoost die zich afvroeg wat dat jongetje daar moest op z'n vrije dag.
Wat kan weg? Dat is nog steeds een goeie vraag. Minimal Myth laat zien hoe het verder ging. In de Bodon-zaal die Boijmans opende in 1972, speciaal voor wat in Amerika Minimale kunst heette, onze eigen 0-groep (pas nog te zien in Schiedam) en de Duitse Zero-beweging. Kunst die ruimte nodig heeft. Omdat ie in ruimte pas begint te werken. Net als bij Mondriaan rijst steeds de vraag 'hoe kijk ik eigenlijk?' Het is bekend: apen tekenen heel aardig, maar arceren kunnen ze niet. Wij doen iets met lijnen en vlakken dat zij missen.
Zie Peter Struycken, Sol Lewitt en Donald Judd. Die strenge geometrische abstractie heeft iets verslavends. Hallucinerende orde.
Er is de laatste jaren een nieuwe generatie minimalen opgestaan. Wat me bij ze hindert is vaak de 'persoonlijke toets'. Dat moet niet, sorry. Juist in de gestrengheid zit het persoonlijke.
Maandag na 22.00 in de Avonden meer