In de onlineversie van het tijdschrift Terras, erfgenaam van Raster blogde Kim Andringa gisteren over de fameuze puntjes.
Voor mij van groot belang omdat ik al een paar jaar werk met twee puntjes. Een korter ritme. Andringa vond een televisie‑interview met Louis‑Ferdinand Céline (1961). Nauwelijks zichtbaar maar veelzeggend: 'Céline krijgt het woord, en de taal kolkt over je heen, zijn wat nasale Parijse accent (l'accent parigot uit de oude films met Jean Gabin of Arletty, dat je nu eigenlijk alleen aan de toog van Parijse buurtkroegen nog wel eens opvangt), de half ingeslikte woorden, de hakkelende woordenstroom die de kenmerkende drie puntjes uit zijn boeken opeens hoorbaar maakt en daarmee - voor mij althans - die boeken een stuk leesbaarder, levender.'
Andringa ontdekt dat Céline praat zoals hij schrijft: 'Een innerlijke ritmische taal, ononderbroken, 630 bladzijden lang! Ga je gang! Probeer het maar!' Over de drie puntjes zegt hij dat ze 'eigenlijk haaks op de tekst staan' als de dwarsliggers van metrorails: 'Anders blijven ze niet op hun plek, m'n rails! ik heb dwarsliggers nodig!'
Andringa heeft gelijk. Ken je zo'n stem dan lees-hoor je 'ma petite musique' nog veel beter.