De geur van de stad is die van elektriciteit, de geur van metro of U-bahn die in de jassen trekt.
Dat overdacht ik in het Klein Parijs onder de Schlesischer Tor.Voor zover dat lukt met koorts bij waterkou. De vorst is weg. Een groot deel van de dag zat ik in de U-bahn. En probeerde - als voorstadsmens - gezichten te lezen. Zelf lazen de gezichten vrij vaak een boek. Met wat voor blik treedt men hier op? Gereserveerd. Schijnbaar in zichzelf gekeerd. Maar nee, de catwalk is vaak niet ver. Taxerend soms ook: 'wie ben jij dan wel?'
In de U-bahn heerst veel vermoeidheid. Rode oogleden.Moe van tegenslagen, raad je. Behalve bij kinderen en verliefden, die daardoor extra opvallen. Hoe kijk je naar de ander? Je kijkt tot het punt waarna kijken taboe is. Voor die tijd moet je in je hebben opgenomen wat er toe doet. Nooit komt iemand handenwrijvend de U-bahn binnen, schudt de natte sneeuw van z'n jas en roept 'mensen wat een weertje'.
ps. Wat vergat Bram de Swaan met zijn 'voorstedelijk Nederland'? Nog rond 1970 kwamen spraakmakende Amerikanen en Engelsen bij bosjes naar Nederland, vooral popmusici, Ik denk dat de roep van Provo dat veroorzaake. Feit is dat je als schrijver over muziek rustig in Amsterdam kon blijven, Dr. John, the Byrds, Randy Newman of Lennon kwamen vanzelf naar je toe.