Een nachtje overblijven in Oostende deed ik om Spilliaert, die er woonde. De man die nachten aan zee schilderde, in al hun onafzienbaarheid. Nacht aan zee, kan het verder? Je moet dan één van de twee houten havenhoofden aflopen tot het eind, waar wat vissers staan. De havenlichten gaan aan. De stad ligt als een gebergte terzijde. Op de kop van dat havenhoofd een afgetrapte Brasserie, gesloten op dit uur.
En daar, aan een roestige wand staan drie gedichten op plaatijzer.Ik hou er niet van als de leesbevordering zijn lange arm naar dit soort plekken uitslaat. Dat het hier mooi is, of poëtisch, kan ik zelf verzinnen.Te stellig. Zoals het gedicht van Dick Hillenius aantoont. Een bioloog, die weet wat zee is:
De zee is een buik vol embryo's
vol roeivoetigen, kopvoetigen, veelvoetigen,
vol voeten die 't lopen nog leren moeten,
niet verder zijn dan sierlijk bewegen van vinnen
(gedagwuiven is een restje van zwembeginnen)
de zee is moeder van koningen,van zeepaardjes en malle ponen
Van wieren is het oudste bewegen van leven
Elk gebaar dat we namen gegevenvan strelen, protest, van vechten en vreten
is, buiten ons zelf bestuurd,in af- en aanstromend water,
hetzelfde van vroeger gebleven.
Zó schilderde Ensor. Die een straatje verder woonde.
PS. Het gedicht vond ik terug in ''Het romantisch mechaniek'' (1969), p. 176