In de VPRO-gids schreef ik over kamerplanten. Late overblijfsels van de gobelins, waarmee men eens buiten naar binnen haalde. In het gras liggen bij een vijvertje en het toch niet koud krijgen. Zo kwam ik op de tentoonstelling van de schilder Léon Spilliaert (1881-1946) in Brussel.
Daar zie je eerst de zeezichten bij nacht en de vrouwen aan de waterlijn, starend in de oneindigheid. Maar tot slot is er een zaaltje met louter zelfportretten van de rossige jongen met het melkboerenhondenhaar, altijd gemaakt voor de zelfde, vaak mee geschilderde spiegel in het atelier in Oostende. Een uitbouw overhuifd met glas. En naast de kop van de jongen met de stijve boord, in een koperen pot, staat altijd dezelfde kamerplant. Lang gezocht maar weet het nu: het is een aspidistra.
Aspidistra! Uit mijn rijtje George Orwell komt nu de Penguin van 'Keep the aspidistra flying', het enige boek waarin een kamerplant een doorslaggevende rol speelt. En op het omslag, ja zeker, staat een foto van deze zelfde plant. In een koperen pot. De aspidistra, inderdaad een erg Belgische plant. Meteen telefoon en mail. Hoe ziet een aspidistra eruit? Hier, kijk.