Preciezer gezegd: het ging Lüpertz om 'doorgestikte' dekbedden. En spoorrails koos hij om hun eindeloosheid: 'een spoorrails kun je een meter lang schilderen, maar ook twaalf meter lang, en dat is altijd nog weinig in verhouding tot een echte spoorrails.' Het ging hem daarbij om 'dingen die van zichzelf ritme hebben'.
Herkenbare voorwerpen. Op de Haagse tentoonstelling hangen tien in de lengte doorgezaagde boomstammen. Eentje kende ik, die bezit het Gemeentemuseum.
Hij zegt in een interview in de catalogus nog iets over z'n werkwijze:
'Wanneer de oude Grieken een tempel bouwden, dan liep de priester dertig meter in trance en viel hij vervolgens om, en dat bepaalde de lengte van de tempel. Dan werd deze maat door twee of drie gedeeld en had men de breedte van de tempel. En zo werd de maat steeds verder gedeeld tot de afstand van de zuilen, de dikte van de bouwsteen. Het doek behandel ik op soortgelijke wijze...'. Zie: Lüpertz is een fantast.
ps. En zijn dithyrambe lijkt wel degelijk ergens op: het kapiteel van een Ionische zuil.