voor G.In 'n café op de hoek van de Dam fluisterde m'n vriend Maarten me in 'ik ben lid geworden van de Partij'. Dat kon alleen de CPN zijn, andere partijen 'as such' bestonden niet. Het was denk ik 1966..
Lid zijn betekende dat de partij boven alles ging, zeker ook boven vriendschap. Ik zag Maarten niet meer. En dan, de linksen waren met zoveel en hadden zo'n overweldigend gelijk dat ik een tijdje in ernst dacht: pech voor mij, maar zo wordt de wereld.
In 1969 schreef ik in het literaire studentenkrantje Propria Cures op waarover in de stad al weken werd gekonkelfoest: een spektakulaire bezetting. Parijs 1968 was geweest, Amsterdam kon niet achterblijven.
Mij leek het dwaasheid, Provo had zichzelf intussen al opgeheven, en met Provo was alles in Europa en daarbuiten toch begonnen. Moesten deze studenten nu ook nog 's achteraan komen kakken?
Ik onthulde: 'Naar verluidt zint men in Amsterdamse studentenkringen op het bezetten van het Maagdenhuis. Het zoeken is alleen nog op een geschikte aanleiding.'
Maar de folklore voltrok zich, iedereen die de voorgaande boten gemist had kwam als revolutionair op de foto, ook Harry Mulisch.
Niet lang daarna zei de linkse ASVA het abonnement op Propria Cures op. Dat scheelde 10.000 abonnees.
Toen ik in 1973 deel 1 van de Goelag Archipel van Solshenytsin las, zag ik al m'n vermoedens bevestigd. Lees het! Het is onvermoed geestig.