De bushalte. Een gele bus met de vreemde bestemming 'Mooie paal'. Die verliet me niet meer na lezing van 'De ent' van Jannie Regnerus.
De bushalte met z'n geuren van uitlaatgas en rubber, z'n geluiden van weg-van-hier bij het pneumatisch sluiten van de deuren. Het optrekken en wegrijden.
De beschreven busrit is een droom. Het meisje de enige passagier. Ze fantaseert over de buschauffeur zoals hij fantaseert over haar.
Het eindpunt Mooie paal blijkt een remise voor streekbussen. Een vlakte. Er staat alleen een lantaarnpaal die 'op een nachtelijk uur een gele kegel over de wachtende bussen werpt, ze met zijn licht omarmt.'
Nadat de chauffeur drie boterhammen en een kop koffie heeft genomen rijdt hij terug. Het meisje stapt uit in haar dorp.
Ze heeft het eindpunt gezien.
Waar in dit rechtlijnige landschap is een uitweg? Alles ligt vast, zelfs in het zwerk heerst ordening. Die van de condensstrepen van de F-16s.
Morgen sta ik met Jannie Regnerus aan de dijk.