De tentoonstelling en het bijbehorende essay haken in op de 'found-footage'-discussie die al een tijdje woedt.Verzamelaar Erik Kessels zei 'De naïeve passie die je terugziet in amateuristisch werk maakt het zoveel interessanter dan professioneel werk'.
Hans Aarsman, die deze tentoonstelling organiseerde zei eerder 'De foto's en video's leidden een slapend bestaan tot het moment waarop ze ontdekt werden. Toen bleken ze intuïtief iets te hebben samengevat dat in de wereld leeft. Iets waar geen woorden voor waren en geen beelden. De maker had geen publiek voor ogen.'
Wat gebeurt er, vraagt Jorinde Seijdel zich af, als je ze vertoont in een hyperprofessionele omgeving?
Ja, ontstaat er iets als de ontroering die gevoeld werd bij zulke vroege amateur-schilders als Grandma Moses of Rousseau le Douanier? Bij foto's moet het toch anders zijn, denk ik. Ze leggen iets vast dat anders verdwenen was. Niet alleen het onderwerp ook de manier van ernaar kijken.
De manier waarop Duitse militairen in WOII naar een fotograaf kijken geeft een kijkje in een cultuur vol verdwenen vanzelfsprekendheden. Waarbij inbegrepen het fotograferen zelf.
Daar kan geen geen historicus tegenop.
Ik denk dat er iets aan het ontstaan is als 'de esthetiek van de geschiedenis'. Een mengvorm van kunst en historie.
Het essay verscheen bij uitg. Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst.