Vanmiddag was het zover. Wim de Bie en ik stonden op de afgesproken plaats naast onze fietsen en Ronald dook op. Achter de lokatie van de het ehemalige Mammut Gerät langs bereikten we de geheime lokatie. De schoenen op wiebelend prikkeldraad, daar begon het mee. En dan een gat in de grond met een ijzeren toegangsdeur die straks weer maanden toegaat als de vleermuizen met rust gelaten moeten worden.
Oude waakzaamheid bekroop me, meteen wist ik zeker dat ik hier eerder had gestaan, met dit zelfde zicht op het duinpad en daarachter de zee, waar elk moment een fietsende duinwachter kon langskomen die zich liet voorttrekken door z'n hond.
‘Ze waren fanatiek.’
‘Dat zijn ze nog,’ zei Ronald.
Binnen in het pikdonkere gangenstelsel was alles als vanouds, elke twintig meter de ijzeren sporten die naar een mangat leiden. De gangen verbinden onderaardse gebouwen met elkaar waar, althans in dit complex tijdens de oorlog werd geleefd door zo'n 200 á 250 man. In angstige spanning, want de Duitsers geloofden in een invasie bij Scheveningen. Heel Scheveningen was - en is nog - een vesting.
We bezichtigden jongenskunst, tekeningen, ooit met houtskool gemaakt in de jaren dat ik hier kwam.
En, ik maakte opnamen die maandag na 21.00 te horen zijn in de Avonden.
Morgen verder.