Ik vertelde W.F.Hermans van de avonden die ik met dit prentenboek doorbracht. Ook de 'pecten' staat erin, het 'gidsfossiel' uit De God Denkbaar. De pecten, 'kleiner dan een sintjacobsschelp', die Denkbaar onder meer aantreft aan de halsband van de beer, eerst onbeheersbaar gevaarlijk, maar tenslotte niet meer dan een uiteenvallende oude teddybeer. Nu iets vreemds.
Voor ik het radiogesprek kon opnemen wilde Hermans dat ik een 'schuldbekentenis' schreef en ondertekende voor het afgesproken bedrag. Hij kwam aan met wat bleek een papierklem te zijn, in de vorm van een dubbele, gietijzeren schelp. Inderdaad, een pecten, waartussen wat vierkante velletjes papier geklemd zaten. Gekocht op de rommelmarkt op het Vossenplein, vertelde hij.
Hij dicteerde, en ik schreef: 'Hierbij verklaar ik... schuldig te zijn aan de heer W.F.Hermans te Brussel... De somma van...'. etc.. Hierbij denkend aan de weerkerende regel in 'Denkbaar': Doorhalen wat niet verlangd wordt; het bedrag in cijfers.
Maar nu.
Ik herlees de God Denkbaar en begin te vermoeden dat De Wonderen van het Heelal minstens op tafel hebben gelegen toen Hermans het schreef. Net als de papierklem.
Tweemaal is er sprake van gietijzeren schelpen. Eentje zit aan het luik van een haard (p.56) de andere wordt aangetroffen aan de halsband van de beer (p.58). Het ouderlijk huis, Hermans' jeugd doemt op.
Wanneer Denkbaar toekomt aan zijn eerste 'grote wening' (p. 98) legt hij deze schelpen op zijn beide ogen.
Ik denk dat de papierhouder niet in Brussel is gekocht, maar al veel eerder in Hermans bezit was. Denkbaar dateert uit 1956 en werd geschreven aan de Spilsluizen in Groningen.