Treinen, trams, meisjes, dames, geraamtes, tempels, het lijkt of je altijd op bezoek moet bij tante Jeannot. Wat wilde Paul Delvaux (1897-1994) ons toch vertellen?
Misschien niets meer dan het verhaal van een eindeloze zondagmiddag. Gezien door de ogen van een klein jongetje. Dat droomde van een ritje met de 'tram chocolat', die zo heette omdat ie van een concurrerende maatschappij was en chocoladekleurig.
Dat is denk ik ook net waar echte kunstkenners zich aan stoten.
En die tempels dan? Prentenboeken, denk ik. Zelf heeft Delvaux weinig over z'n motieven losgelaten. In zijn museum in St.Idesbald, bij Veurne was ik, en werd weinig wijzer.
Ik reed naar Brussel bekeek zijn woonhuis op Bosvoorde, vond het stationnetje dat vervangen is door een nieuw. Maar bij Watermael waren toch sporen van het huis met de vijf soorten licht (‘Tout les luminiers’): gas, electra, kaars, petroleum en een rest daglicht. En ja, de kaars wordt gedragen door een meisje met lange haren.
Beelden, eens gezien, en bewaard.
Zo ontstaat een droomwereld waarmee je een leven lang (hij werd 97) toe kunt. Deuren, lantaarns, haren, baksteen en gietijzer. Waarin je al schilderend kunt verdwijnen.
En nu kwam de tentoonstelling in Luik. Ik reed erheen op een dinsdag, en bekeek de gevel van het nieuwe Museum, dat op dinsdagen dicht is. Die nacht werd ik ziek en kon niet anders dan de volgende ochtend terugkeren naar Amsterdam.
Nu ben ik hier, een koortsmiddag strekt zich uit, vol Paul Delvaux.