Sicilië, 1976. 's Avonds beland ik in Noto, niet ver van Syracuse. Er is 1 hotel en dat heeft plaats. De volgende ochtend ontvouwt zich de geschiedenis. Het hele plaatsje bestaat uit barokke palazzi en kerken in goudbruine steen. Een deel verwaarloosd of half ingestort. Boompjes groeien op de torens, zwaluwen scheren door de galmgaten. De woonhuizen zijn appartementengebouwen met wijde trappenhuizen. Alles hier lijkt wel volgens plan opgetrokken. Maar wanneer en waarom? Jongens sleutelen aan brommers. Op straat is het uitzonderlijk stil. In de Bar dello Sport eet ik gegrilde kip.
Die avond rijd ik het stadje uit, de berg op in het gouden licht. Meer zwaluwen. Dan stuit ik op een bouwval. Prikkeldraad. Een handgeschilderd houten bordje zegt 'Noto Antica'. Er lopen varkens. Na een korte wandeling het restant van een poort. Eenmaal binnen dringt de omvang van het drama door. Eens was hier blijkbaar een vrij grote stad, aan de rand van het ravijn waar nu de zwaluwen over vliegen. Krekels. In de stilte van het reuzengraf probeer ik te reconstrueren. De stad lag eens hier, nu ligt hij daar beneden. Wat is er gebeurd? De varkensboer komt aan op z'n trekker en geeft het antwoord: 'terremoto'.
Twee dagen later is er een aardbeving in Friuli, 100 doden, 50.000 geëvacueerden, zegt de tv. Gisteren las ik in 'In ruins' (1988) van Christopher Woodward, over de ramp van 1693 die veertig Siciliaanse steden platlegde. Noto werd - met naar beneden gesleepte stenen - in z'n geheel herbouwd onderaan de berg. Met erg veel kerken - na zo'n ramp moet je bidden - in de toen nieuwe barokstijl. Antonioni draaide er 'l Avventura (1960). De ultieme film 'waarin niets gebeurt'. Voor Antonioni was Noto 'het perfecte vacuüm' zegt Woodward.