Op Bieslog zag ik het Hollands Hoedengeweld van Prinsjesdag.Je zag veel afleiding van de hoge hoed, dat zijn de ergste, dan de tulband-varianten (de majesteit) en tenslotte de slappe, de minst erge, als ze niet uitwassen. Het verband tussen hoed en hoofd is in Den Haag grondig zoek. Ik dacht aan de foto's die Erwin Blumenfeld (Berlijn 1897-Rome 1969) maakte van de schilderes Karin van Leyden in 1933. Zó draag je een hoed, een vergeten kunst.
Foto's van Blumenfeld uit zijn Hollandse jaren (1918-1936) zijn te zien in het Haagse Fotomuseum. Toen zijn Amsterdamse winkel in luxe lederwaren, tasjes etc. in 1932 over de kop dreigde te gaan begon hij de vrouwen te fotograferen die je daar nu ziet. Wat Blumenfeld met de Nederlandse vrouwen heeft klaargespeeld is een mirakel. Je hoort bijna wat hij ze influisterde terwijl hij met z'n camera rond ze spookte. Hij bracht ze tot leven, gaf ze vertrouwen. Waarachtig, je ziet hoe ze - bijna zonder uitzondering - de fotograaf proberen te verleiden. De man achter de camera had al een heel leven achter de rug waarvan zijn Hollandse modellen niet wisten. Het staat beschreven in zijn meesterlijke autobiografie 'Durch tausendjährige Zeit' (1976), vertaald als 'Spiegelbeeld' (1980). Daarin staat ook hoe hij op 29 augusus 1929 op in Zandvoort door de marechaussee gearresteerd werd omdat hij een schouder van zijn badpak ontbloot had. Hoewel hij - als joodse Duitser - met een Nederlandse getrouwd was, waren hiemee zijn kansen op het Nederlanderschap voorgoed verkeken. In 1936 verhuisde hij naar Parijs. In 1941 vluchtte hij met zijn gezin via Marokko naar New York waar hij hij een wereldberoemd modefotograaf werd.PS. Het beste hoedjesverhaal in onze literatuur is zover ik weet het smartelijke ''Hoedje van plezier' uit 'Op Scheveningen' (1988) van Helga Ruebsamen. Over een Haagse hoedenmaakster die geen emplooi meer vindt. Helga Ruebsamen heeft echte hoedjes know-how.