Als Wim Brands iets af had stuurde hij het vaak naar mij. Stukjes voor de vpro‑gids, grotere stukken voor bladen, gedichten soms. De op den duur stilzwijgende afspraak was dat ik ze nakeek en aanvulde of verbeterde waar ik nodig vond. Kleinigheden, meer niet.
Vaak wist ik waar hij het over had. We hadden plaatsen gemeen. Ik groeide op in Zutphen, waar hij schoolging en woonde drie jaar in Eerbeek, Hij kwam uit Voorstonden.
De papierfabriek van Schut kenden we allebei. Ik door m'n schoolvriendje Evert Schut. Hij omdat zijn ouders er gewerkt hadden.
Het beste antwoord blijft: 'Ach, dat weet je toch wel.'
In 2014 werden zijn '50 beste gedichten' gebundeld bij de kleine uitgever Compaan in Maassluis. Nu zijn ze herdrukt door de net iets grotere Contrabas. Chrétien Breukers schrijft in z'n nawoord een paar keer: 'De poëzie van Wim Brands bevindt zich ergens op de grens tussen zeggen en zwijgen...'.
Een enkele keer vroeg Wim me om een compliment: 'Goed stukje he?' Dan schreef ik in een zin terug wat ik er goed aan vond. Over dit toen nog titelloze gedicht in aanbouw zei ik 't is een gebed. Toen werd het 'Gebed van een zoon' (2010):
Ik kijk naar Kabakovs man. Staand
op een ladder, zijn armen ten hemel.
En ik denk: dat ben ik.
Reikend naar mijn verre vader.
Laat dit dan mijn gebed zijn
If equal affection cannot be,
let the more loving one be me.