Weer Cesare Pavese

 Op Sardinië las ik De maan en het vuur (1949), de grote roman van Cesare Pavese. En werd zo gegrepen dat ik de eerstvolgende boot naar Genua nam, en meteen de bergen in reed op zoek naar het dorp in de heuvels van de Langhe waar het gebeurd moest zijn.

 De verhitte Ferragosto, feestdagen met muziek, verlangen, meisjes, maar ook de vetes die waren overgebleven uit het bloedig oorlogseinde. Ze stoken daar zomervuren. Maar waar? Lastig, want alle dorpen komen in het boek met naam voor, vooral Canelli, maar de plaats van handeling blijft naamloos.

 Tenslotte tegen de duisternis kwam ik misselijk van de zee en het eindeloze kronkelen door de heuvels op het plein van Santa Stefano Belbo en logeerde in de Albergo dell' Angelo, die in het boek voorkomt. Later leerde ik dat hij vroeger Posta heette maar naar Paveses boek vernoemd was.

 Een jaar later maakte ik daar radio, was op de hotelkamer waar hij zelfmoord pleegde in Turijn en sprak zijn jeugdvriend, de klarinettist Nuto uit het boek in de werkplaats waar hij muziekinstrumenten bouwt. Kreeg 'vino nero' en reed dronken terug. Nuto vertelde hoe Cesare hem daar in de werkplaats zijn wanhopige liefde voor de Amerikaanse filmster Constance Dowling opbiechtte en hief zijn armen ten hemel: 'Cesare, Cesare, un' attrice!'. In de nieuwe editie van Tijdschrift Terras staat een gedicht van de Amerikaan Matthew Dickman 'Ochtend met Pavese'. Dat zo eindigt:

'Cesare van uien en Miss Constance Dowling. Cesare van spinnenwebben. Cesare van Nazi's. Cesare van heavy-metal jaren '50.

Hij en ik zorgen voor regen. We lopen door de straten

en doven de lampen. Ik roep Ceasar! met mijn vuist

tegen mijn borst, en gooi hem dan in de lucht als een Romein, als de Duitser die ik ben.

Hij en ik zullen de zon zien opkomen en eieren maken en een pact maken, onze scheermesscherpe liefde, onze speciale slachtoffereenheid.'

Tags: