Lazzaro Felice

 Het speelt zich af in een Italiaans bergdorp, vergeten door de tijd. Zoals de Vergeten straat van Louis-Paul Boon. En zo blijven een vervallen landgoed met heersende markiezin en haar verwende zoon plus de nooit betaalde arbeiders van de tabaksplantage door de tijd onaangeroerd.

 Een modern Doornroosje-verhaal is het, een sprong in de tijd, of eigenlijk een val, die boerenknecht Lazzaro, maakt om pakweg twintig jaar later te ontwaken in een grote stad van nu. Een moderne Lazarus, zoals de Bijbelse door Jezus uit de dood gewekt.

 De eng­el ontwaakt tussen zijn voormalige dorpsgenoten, die zijn verworden tot zwervers in de stad en die werk moeten zoeken zoals de migranten van nu.

 De boeren zijn wel ouder geworden, alleen Lazzaro is sinds zijn val jong gebleven. Maar hij doet wel af en toe wonderen, min of meer per ongeluk. En hij kan met de dieren praten zoals Fran­cis­cus. Tenslotte verdwijnt hij in de gedaante van een wolf.

  Regisseur Alice Rohrwacher laat het doodarme oude boerenland zien zoals je het kunt lezen in de verhalen over polenta-eters in de Langhe van Cesare Pavese. En daarmee logisch verbonden het lot van het stadsproletariaat - Italiaans of van overzee - van nu.

Tags: 

Pavese’s laatste kamer

 De juist bekroonde dichter Hans Tentije beschrijft in z'n laatste bundel 'Om en nabij' zijn bezoek aan Turijn en het Hotel Roma waar Cesare Pavese zelfmoord pleegde.

 Ik was daar ook, in 1985, op het Stationsplein, en sprak de eigenares die het nog goed wist, ze was een klein meisje in augustus 1950. Ze had de kamer uit piëteit altijd zo gelaten.

 Het was warm, die dag. Alle bekenden van Cesare waren de bergen in om verkoeling te zoeken, in Sestriere. Hij belde rond maar niemand was in de stad. Toen heeft hij de pillen genomen, zei ze.

 Een dag later bezocht ik z'n oude vriend, de klarinettist Nuto, in hun geboortedorp Santo Stefano in de Langhe. Die losbarstte over de Amerikaanse actrice Constance Dowling, Paveses fatale liefde. Ik maakte er radio van. Het programma raakte vriend Wim Brands.

 Twee strofen van Tentijes bezoek aan Hotel Roma:

'Laat staan dat er een gedenkplaat naast de toegangsdeur/ is aangebracht, de lounge lijkt uitgestorven, ja, het eigen verleden/ dusdanig kunnen veranderen dat het bloed/ minder zou steken/ en tussen huid en vlees alle vrees/ getemperd was -

 dacht hij, toen hij deze laatste, onbehaaglijke/ eenpersoonskamer betrad, een sleets Perzisch kleedje/ op de plavuizen voor het bed en een telefoon/ boven het hoofdeinde, terug aan vroegere hotels, aan de suite/ naast het Valentinopark, voor hij de tragiek/ van zijn bestaan met twintig slaaptabletten wegspoelde?'

Tags: 

Pasquetta

 Zo heet Tweede Paasdag in Italië. Paasje. Ik was in Turijn, bij stralende zon. IJskoude wind woei de Alpen af die je rondom in de verte zag liggen. Het uitgestrekte keien-marktplein aan de rand van de oude stad lag leeg. Een Chirico-achtig tafereel.

 Tot er een oude vrachtwagen aangereden kwam. Als bij toverslag doken uit de omliggende stegen vrouwen op, met boodschappentassen. Ze schaarden zich rond de neergeklapte laadbak, waar een norse man verkocht wat bleken te zijn brokken reuzen paaseieren van chocola in zilverpapier, zoals ze daar met Pasen in elke winkel en stati­onsrestauratie liggen. Maar nu als afgeprijsde breuk. In een mum was de wagen leegverkocht en weggereden, de vrouwen verdwenen en het plein weer verlaten.

 Een jaar later was ik op een minstens zo koude Pasquetta in Santo Stefano, iets verderop, aan de Belbo, het geboortedorp van Cesare Pavese, en bezocht zijn oude vriend, de instrumentbouwer en klarinettist die voorkomt in De maan en het vuur. Nuto speelde wat schorre noten. En vertelde van zijn vriend die zo nodig verliefd moest worden op een Amerikaanse actrice - Constance Dowling, die filmde in Italië - en hief de armen ten hemel. Hij schonk zijn eigen vino nero. Nooit heb ik meer beschonken - een duistere bergweg - terug naar Alba - gereden.

 ps. Er was niets aan te doen. Pavese, de man die schreef 'De dood zal komen en jouw ogen hebben' pleegde in 1950 zelfmoord op een hotelkamer in Turijn. In augustus.

Weer Cesare Pavese

 Op Sardinië las ik De maan en het vuur (1949), de grote roman van Cesare Pavese. En werd zo gegrepen dat ik de eerstvolgende boot naar Genua nam, en meteen de bergen in reed op zoek naar het dorp in de heuvels van de Langhe waar het gebeurd moest zijn.

 De verhitte Ferragosto, feestdagen met muziek, verlangen, meisjes, maar ook de vetes die waren overgebleven uit het bloedig oorlogseinde. Ze stoken daar zomervuren. Maar waar? Lastig, want alle dorpen komen in het boek met naam voor, vooral Canelli, maar de plaats van handeling blijft naamloos.

 Tenslotte tegen de duisternis kwam ik misselijk van de zee en het eindeloze kronkelen door de heuvels op het plein van Santa Stefano Belbo en logeerde in de Albergo dell' Angelo, die in het boek voorkomt. Later leerde ik dat hij vroeger Posta heette maar naar Paveses boek vernoemd was.

 Een jaar later maakte ik daar radio, was op de hotelkamer waar hij zelfmoord pleegde in Turijn en sprak zijn jeugdvriend, de klarinettist Nuto uit het boek in de werkplaats waar hij muziekinstrumenten bouwt. Kreeg 'vino nero' en reed dronken terug. Nuto vertelde hoe Cesare hem daar in de werkplaats zijn wanhopige liefde voor de Amerikaanse filmster Constance Dowling opbiechtte en hief zijn armen ten hemel: 'Cesare, Cesare, un' attrice!'. In de nieuwe editie van Tijdschrift Terras staat een gedicht van de Amerikaan Matthew Dickman 'Ochtend met Pavese'. Dat zo eindigt:

'Cesare van uien en Miss Constance Dowling. Cesare van spinnenwebben. Cesare van Nazi's. Cesare van heavy-metal jaren '50.

Hij en ik zorgen voor regen. We lopen door de straten

en doven de lampen. Ik roep Ceasar! met mijn vuist

tegen mijn borst, en gooi hem dan in de lucht als een Romein, als de Duitser die ik ben.

Hij en ik zullen de zon zien opkomen en eieren maken en een pact maken, onze scheermesscherpe liefde, onze speciale slachtoffereenheid.'

Tags: