Waar ik ook in een museum met oude kunst of een kerk kom gaat m'n zoekende blik als eerste naar haar uit: Maria Magdalena. Zoals ik in films - al zie ik nooit Hollywood-spul - denk 'where's the girl'.
Omdat Pieter Pourbus de maagd Maria ter sprake bracht kwam het beeld van de twee belangrijkste vrouwen onder het kruis me voor ogen. De bedroefde moeder, die - toppunt van smart - later zelfs haar dode zoon als een kind op schoot draagt - in de pietà. Wat Michelangelo ook z'n best deed, je denkt toch, hoe kan zo'n oude vrouw een volwassen man torsen. De scene komt ook niet in de bijbel voor.
Magdalena is de 'girl' in het nieuwe testament. De laatste die de verlosser in leven ziet, de man die haar als enige vrouw tot zijn laatste apostel maakte.
De Magdalena figuur is, zo lees ik bij de Vlaamse Barbara Baert samengesteld uit vier bijbelpersonages, geleidelijk aan tussen de vijfde en de zevende eeuw.
Waaronder de vrouw in Johannes die het lege graf ontdekt en dan de tuinman ontmoet die zegt 'raak mij niet aan', woorden waaruit - onder meer - de discriminatie van vrouwen in de kerk voortkwam. Ze is ook de zuster van Martha die de Messias zijn voeten wast en met haar lange haren droogt. Kan het sensueler? Ze was ook een hoer, mocht ze daarom Christus niet aanraken? Zo doet ze boete als heremiet in de woestijn.
In Maria Magdalena is veel vrouwelijks bijeengebracht. Alleen het moederschap blijft bij moeder Maria.
De mooiste scenes blijven voor mij die waarin ze onder het kruis knielt, en vaak de doornagelde voeten omarmt. Inniger liefdesscene ken ik niet.