Geen 'ondeugende' dus. Vieze. Uit de 17de en 18de eeuw werden verzameld door Annemieke Houben. En je bladert een wereld binnen waar niet alleen een andere taal wordt gesproken, maar waarin het ook zonder omhaal over seks en erotiek gaat.
Zoals teruggevonden in liedjes die op straat en in cafés werden gezongen. Goddank niet hertaald, maar leesbaar gemaakt. Want de taal en omgangsvormen van onze Gouden-eeuwers zijn een feest van directheid. Juist door de dubbelzinnigheden, die soms aan blues doen denken. Sugarcane Harris vernoemde zich niet voor niks naar een zuurstok.
Wie kent er nog het heipalenlied? Als je ziet hoe omzichtig en vol eufemismen er tegenwoordig over seks gesproken wordt. Als 'vagina-monologen' al een wonder van directe taal is. Wat is nu anders dan toen? Wat maakt toen zo leuk?
Dat de dingen bij hun namen genoemd worden, het regent niet alleen komische woorden voor seks en neuken, je steekt ook heel wat op over klysma's, over het scheren of juist coifferen van schaamhaar, over geslachtsziekten. Maar ook over hoe vrij veel vrouwen waren, een vrouwelijke vorm van machismo. Hoeren waren er, veel, maar ze onderhandelden zelf, op het scherp van de snee. Pooiers kom je niet tegen. Wel waardinnen, en moeders.
Maar in de meeste liedjes van toen is - net als in die van nu - toch de liefdesdroom, de bron, alomtegenwoordig. Alleen die van toen waren zoveel leuker.
Waar bleef deze wereld? In de 19de eeuw onder tafel geveegd, vrees ik, door de nette burgerij. En daar ligt hij nog. Later meer.