In de tijd dat het buitenland begon bij Wuustwezel en creditcards niet bestonden, in die tijd speelt zich 'Poste restante Sintra', het eindejaarsgeschenk van Hans Heesen af.
Een bescheiden uitsnede uit de tijd van 'we zien wel'. Plannen maken was not done. Mijn eerste grote reis maakte ik met een meisje dat tegen foto's maken was. Je kon beter goed uit je ogen kijken, vond ze. Toch, iets van een plan is er bij Hans en zijn reisgenoot Martin, net even wat ouder dan hij, wel. Zuid-Portugal wordt het, Sintra.
Een citaat van F.C.Terborgh, over wie Hans een 'paper' had moeten schrijven, vergezelt ze: 'Weten wij waarnaar we zoeken? Geloven wij werkelijk het te vinden? Of is ons heimelijk bewust dat wij het essentiële, dat wat wij begeren, nooit zullen zien? Op het vertrek komt het aan, op de steeds hernieuwde poging, het opbreken het zich niet gewonnen geven.'
Maar surprise, Terborgh blijkt in Sintra begraven te liggen, al is zijn graf onvindbaar. Ja, Terborgh was ook een pseudoniem.
Ook Martin wil iets, een roman schrijven over John Hobhouse, de reisgezel van Lord Byron, die een reisdagboek bijhield, waarin de dichter veertien dagen in Sintra doorbrengt. Er ontvouwt zich een plan waarin Hans Martins Hobhouse wordt zoals Eckermann het was voor Goethe. Maar zelfs in Sintra kan het zo koud worden dat je de planken vloeren van een gekraakte villa moet gaan opstoken.
Over hoe de twee verder in zeven sloten tegelijk lopen, gaat hopelijk het vervolg. Er zijn nu 100 exemplaren, later meer alsjeblieft.