In haar juist verschenen boekje 'Parijs revisited' vertelt Sarah Hart van haar kennismaking met de Franse taal. Dat begon in Engeland in de kleuterklas met een experiment: 'ze hielden platen omhoog en dan riepen we in koor: 'La maison!' 'Le garçon!' 'le ballon'.
Op mijn lagere school probeerde de oude meneer Van der Poel het met liedjes: 'Sur le pont d'Avignon', wat ontaardde toen de plastic membraam-saxofoontjes kwamen en kinderen vroegen of ze mochten 'meespelen'. Het gymnasium bracht een echte Fransman die zich introduceerde als Henri Rene Boulan uit Le Havre, zodat we meteen de uitspraak van de hache muet en de hache aspiré leerden.
Boulan had vreemde gewoonten. Te laat komen mocht je bij hem altijd, mits je op de vraag 'Je bent te laat, hoe komt dat?' maar het enige juiste antwoord gaf, namelijk 'De brug was open meneer'. Dan kon je gaan zitten. Bij alle andere smoezen werd je naar de rector gestuurd. Lastig want er waren weinig opengaande bruggen in Den Haag.
Zijn hoogtepunt was de hoofdrol in Molières 'Le bourgeois Gentil homme' waarin iemand een gitaar op zijn hoofd stuksloeg, zodat hij met zijn hoofd door een gat in een kartonnen gitaar over het podium ronddoolde.
Ernstig werd hij bij 'La neige en deuil', (de sneeuw in rouw) van Henri Troyat. Een boek vol alpinistenjargon waarbij hij steeds weer een oud nummer van Paris Match liet rondgaan met foto's bergbeklimmers.
Op de camping beproefde ik mijn Frans op een jongetje uit de buurtent, dat me laatdunkend aanhoorde en toen zei 'Ah, papa fume une pipe, maman coupe le pain.' Wie het Frans niet piekfijn beheerst is een idioot, leerde ik toen.