In de bundel 'Critical Essays' van George Orwell, verzameld in 2008 vind ik 'Confessions of a Book Reviewer' uit 1946. Ze beginnen zo:
'In een koude maar stoffige zit-slaapkamer bezaaid met sigarettenpeuken en halflege theekopjes, zit een man in een door de motten aangevreten kamerjas, aan een wankele tafel waarop hij probeert plaats te vinden voor zijn tikmachine tussen de stapels stoffige papieren die hem omringen. Hij kan de papieren niet weggooien omdat de prullenbak al overstroomt, en bovendien, ergens tussen de onbeantwoorde brieven en onbetaalde rekeningen zit een cheque van twee guineas die hij vergat te betalen bij de bank. Er zijn ook brieven met adressen die in zijn adresboek moeten worden overgenomen. Hij is z'n adresboek kwijt, en de gedachte er naar te gaan zoeken, of werkelijk naar wat dan ook te gaan zoeken, bezorgt hem acute aanvechtingen tot zelfmoord.'
'Hij is een man van 35, maar oogt als 50. Hij is kaal, heeft opgezette aderen en draagt een bril, of zou die dragen als zijn enige exemplaar niet chronisch zoek was.'
Toch komt zijn stuk op tijd bij de redactie: 'Omstreeks negen uur 's avonds is hij relatief helder en tot de kleine uurtjes zit hij op zijn kamer, die kouder en kouder wordt, en de sigarettenrook dikker en dikker. In de ochtend, met uitgeputte ogen, nors en ongeschoren, zal hij een uur of twee naar een vel wit papier staren tot de dreigende vinger van de klok hem aan het werk jaagt.'
ps. In 2012 leidde een standbeeld van een rokende Orwell bij het BBC-gebouw tot veel heibel. Hij rookte 'altijd'. Het bleef staan. Met veel peuken van nu eromheen.