Logeren

 In veel dichtbundels is niet op mij gerekend. Ze zijn in zichzelf kompleet, hebben niemand meer nodig. In andere daarentegen zijn schaduwhoeken, lege plekken tussen regels en marges waar ik me in kwijtkan. Als ik me niet te dik maak.

 In 'Het volume van een logé' van Annemieke Gerrist is hier en daar plaats voor een gestrekte arm of een voet met bewegende tenen. Het vraagt er zelfs om. Uitnodigend. Het is lang gele­den dat ik logeerde. Bij vreemden in huis te slapen werd gelegd in een bed dat rook naar niet-mij. Pas laat insliep bij een restje onbekend licht. Want echt veilig wordt logeren nooit:

 

 'Ze heeft verschillende stoelen aan haar eetkamertafel gezet

met in gedachten voor elke stoel een persoon die zij kent

Mensen, net als stoelen, kijken goed om zich heen

De stoel zonder leuningen is het meest populair

Het uitzicht in dit huis is goed, vindt iedereen

Zij kocht een bank en een fauteuil omdat zij een vreemde was

en zette daar zichzelf in neer

'Het is begonnen,' zei ze tegen de stoelen