'Kun je lezen?' vraag ik soms aan schrijvers. Daar ben ik nieuwsgierig naar omdat ik het zelf slecht kan. Niet vaak kom ik zo dicht bij de letters dat ik erin kan opgaan zonder dat er iets tussen komt.
Voor velen spreekt lezen vanzelf. Niet bijvoorbeeld voor Lydia Davis. In haar verzameling 'Examples of confusion' beschrijft ze het zo:
'Ik lees een zin van een zekere dichter terwijl ik mijn worteltje eet. Dan, hoewel ik weet dat ik het gelezen heb, hoewel ik weet dat mijn ogen er langs zijn gegaan en ik de woorden in mijn oren heb gehoord, weet ik zeker dat ik het niet echt gelezen heb. Misschien bedoel ik begrepen heb. Maar misschien bedoel ik geconsumeerd heb: ik heb het niet geconsumeerd omdat ik al een worteltje aan het eten was. Het worteltje was óók een regel.'
De geest gaat ongedachte wegen, zoals ook in:
'Ik rij door de regen, zie een verfrommeld bruin ding voor me, midden op de weg liggen. Ik denk dat het een dier is. Ik voel verdriet, net als voor alle dieren die ik op en langs de weg heb zien liggen. Dichterbij gekomen zie ik dat het geen dier is maar een papieren zak. Dan is er een moment dat mijn verdriet van zonet er nog is, samen met de papieren zak, zodat het lijkt of ik verdriet voel voor de papieren zak.'