Hallicunante dromen, elke nacht op mijn zg. ziekbed. De lichtval van de vele huizen waarin ik niet kon slapen. Waarom verhuisden mijn ouders toch steeds? Krakende balken op de zolder naast me waar gerimpelde appels lagen.
En nu heb ik de grootste moeite me los te maken uit Duitse speelautomalen met drie cirkels wentelende citroenen. Het woord ‘Gewinnzahl’. Einwurf 10 Pf. Dit moet Winnngen am Mosel zijn. De smaak van Johannisbeeren Süssmost. Maar ik lig in mijn eigen bed en heb pijn in mijn blaas die niet ophoudt, in welke houding ook. Eindeloos pissen.
Het hotel heette Zum Rebstock, met Bundes Kegelbahn. Ik mocht de houten ballen in de goot terug laten rollen naar de mannen met witte petten. Dat geluid! Maar even later ben ik op de Nürborgring en rij onder reuzen autobanden door.
Als ik eindelijk licht zie is het zes uur. De pijn is gebleven. Er is een briefje van Steven Brakman over de reis van zijn vader naar Israel, het, graf van Lazarus. Met het bordje ‘Wil de laatste bezoeker het licht uitdoen?’ Voor de biografie.