Koninklijk

 Het paleis. Ik was er nooit in, fietste er honderden keren langs. En nu? Het voormalig stadhuis heeft een enkele aardigheid, een ernstig engeltje, de gestrafte vrouwen in de hal voor, maar verder louter v­ormelijkheid.

 Het stadhuis is van buiten vooral nietszeggend. De benede­nverdieping blijft te laag waardoor het hele gebouw in de grond lijkt te zakken.

 Goed passend bij de nietszeggende Oranjes. Of je de volmaakt invulbare Willem Alexander nu tussen kunst zet, in de Ridderzaal of bij volleybal, zijn lach blijft dezelfde.

 De winnaars mochten hun werk aan zijne majesteit uitleggen. Die gesprekjes had ik wel willen horen.

 Weinig kans dat er iets zou ontsporen. Zoals toen Maarten Biesheuvel eens bij een kunstenaarsontvangst met Claus von Amsberg in gesprek raakte. Dat duurde nogal, zodat zich een lange rij vormde van mensen die ook nog een handje wilden schudden­. Het was Jan Meng die Maarten achteraf vroeg waar ze het al die tijd over hadden gehad.

 Zei Maarten: 'O, die man slikt de zelfde pillen als ik.'

 Maar wat verlang je van een Koninklijke prijs voor Schilderkunst, in 1871 ingesteld door de liederlijke maniak - 'koning gorilla' - Willem III. Waarom? De Oranjes hadden nooit veel met kunst. Amalia en Consta­ntijn Huyg­ens regelden het Huis ten Bosch voor Frederik Hend­rik en stad­houder Willem V had zijn galerij, nu te zien naast de Gevangenpoort. En dan dit nog.

 Vorsten staken elkaar de ogen uit met kunst, door dure adviseu­rs uitgezocht. Wat hadden ze zelf te bieden?

 Prijzengeld? Deze prijs is dunnetjes, vier keer 6500 euro. Ik betwijfel of Willem Alexander dat uit eigen zak betaalt.