Japi en Bavink (4)

 De passage staat in 'Mene Tekel' (1913 en 1914). Bavink, de schilder en een journalist begrijpen elkaar niet. 'Gaat u dan maar naar meneer Hoyer', heb ik gezegd, 'in de Van Woustraat, die kan u alles vertellen wat u weten wil en die spreekt als een tijdschrift. Van Woustraat 28.'

 Op dus naar Van Woustraat 28. Vanmorgen kwam ik in de dierenwinkel op de boek van de Van Woustraat en de Govert Flinckstraat, op nummer 22. Ik vroeg naar nummer 28. 'Dat bestaat niet' zei een man met uitzonderlijk heldere lichtbruine ogen. 'Waar is het voor?'

 'Het staat in een boek,' zei ik. 

 'Heel vroeger heeft het wel bestaan,' zei hij.

 Dit was nieuw voor mij. Ook van oud-bewoner van de fameuze Jan Steenzolder Willem den Ouden - schildersatelier en tref­punt in de Titaantj­estijd en nadien - kreeg ik te horen 'dan kun je lang zoeken, Van Woustraat 28 bestaat niet'. Alles in gang gezet door 'Japi en Bavink' van Ype Koopmans. Was nummer 28 een grapje van Nescio? En nu dit. 'Hoe weet u dat?'

 'Van een collega die hier vroeger werkte.' Hij wees op de toegang tot de Govert Flinckstraat. 'Die straat was er nog niet. Er was hier toen een hofje. Daar zaten die nummers.'

 En ja, op de andere hoek is het opeens nummer 32. En daar zit een Turks restaurantje. De nummers 24, 26, 28 en 30 ontbreken dus. Daarnaast de snackbar Barbarella, nu gesloten - waarboven de nummers 34 en 36 staan aangeduid.

 Op zoek naar het hofje raadpleeg ik oude kaarten. En daar, heel vaag, zie je dat er hier inderdaad een bouwsel geweest moet zijn, al voor De Pijp er kwam, achter de Zaagmolensloot, die later de Albert Cuyp werd. Zover de geschiedenis van een raadselachtig grapje.

Tags: