Japi en Bavink (1)

 Waar haalde Nescio ze vandaan. Komende week ontmoet ik Ype Koopmans die uitzocht en schreef. In 'Japi en Bavink en de doorbraak van de moderne kunst'.  

 De hooggestemde schilder en de minstens zo hooggestemde niets­nut. In 1909 ontstond de oerversie van het verhaal over 'Den uitvreter, dien je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen als je 's avonds laat thuis kwam'.

 In 'Titaantjes' gaat het verhaal van de vriendenkring verder en leren we de schilder Bavink kennen. Bavink, over wie in het Handelsblad wordt geschreven dat zijn werk in herhaling viel. Hij haalt zijn schouders op: 'God herhaalt zich zelf nog veel vaker.' En Nescio-adept Gerard Reve maakt daarvan 'Wie moet ik anders herhalen.'

 Maar wat schilderde Bavink nu toch? Koopmans diept namen op van schilders van wie Nescio het werk gekend moet hebben, waaronder: Emmanuël van Beever, die te veel blauw en Veronese groen gebruikte naar de zin van de uitvreter: "Neen, dat deugt niet, veel te veel blauw kerel".   

 Van Beever blijkt een van de modellen voor Bavink te zijn geweest. Net als Bavink werkt Van Beever veel in het Gooi. In de oerversie van Titaantjes staat dit wintergezicht op het station Hilversum: "De hemel wittig blauw, 't weiland gelig groen, de zwarte boomenmuur in de verte waar ze elkaar ontmoetten, een klein roze wolkje in 't midden er boven [...] Met een klein beetje verf had ik er zoo een buitengewoon modern ding van kunnen maken." zegt hij tegen Nescio's alter ego Koekebakker.

 Het modernisme is intussen losgebarsten, zodat ik hierbij meteen denk aan het roze wolkje van Piet Mondriaan. Japi schildert zelf niet. Hij ziet de ervaring op doek weergeven als een onmogelijkheid.

Tags: