Binnen veertig, vijftig jaar (1870-1910) van de Middeleeuwen naar de moderne tijd. Hoe dat eruitzag zie je aan de houtsneden op Japan Modern in het Rijkmuseum. Heel lang, tot rond 1900, was de houtgesneden prent geen erkende kunstvorm in Japan. Ze waren reclames voor de sterren van theater, voor courtisanes, souvenirs. Een industrie. De ontwerpers en drukkers waren eeuwenlang weer anderen dan de houtsnijders. Tot in 1904 Yamamoto Kanae het allemaal zelf ging doen en als zelfstandig kunstenaar werd erkend.
Wat in het Rijks, bij Japan Modern boeit zijn de mengvormen van traditie en Westerse invloed.
Japan stond sinds 1870 open voor buitenlanders, en het Japonisme was omgekeerd een grote mode in het Westen. Ik dacht aan de affichekunst zoals die in Parijs bloeide. Oorspronkelijke blikpunten als vogelperspectief, mensen gezien in zijaanzicht of driekwart. Filmisch. Daarbij blijf je de houtsneden - opeens de steden van Frans Masereel - er doorheen zien.
In de architectuur zijn de ramen vaak zeer horizontaal of zeer verticaal. Er bestaat zoiets als 'Japanse ramen' in vroege betonbouw.
Vaak kijk je in vogelvlucht. Meesterlijk blijft de meeuw van Kawabata Ryusi (1916) als repoussoir.
Veel 'moderne' vrouwen in het Rijks. Een rug kan opeens niet meer geblanket zijn maar blozend en aanraakbaar.
En dan de interieurs! Hout en papier, de kunst van het wonen. Met tot vandaag schoenen uit.
Hoe het verder ging zie je hier niet. Er bestaan prachtige nieuwsprenten van de zeeslagen in Russisch-Japanse oorlog. De eerste keer dat een niet-Westers land een Westerse natie versloeg.