Zijn leven lang deed hij niets liever dan naar de meisjes kijken, ze schetsen. In een rusteloos poging door te dringen in die andere wereld. Maar op de doeken kijken ze zelden terug.
Isaac Israels was een wandelend schetsboek, klein, kwiek, kettingrokend. Een verslaggever van situaties op het strand, op straat, aan boord, waar ook. Foto's had hij er niet bij nodig als z'n vriend Breitner.
Zijn theater is de straat. Al bezocht hij ook kleedkamers, modeshows. De straat, het podium voor modinettes, dienstboden, deftige dames,gekleed om gezien te worden. Elegantie komt bij Israels van beweging, van rokken die om heupen vallen, van blouses met ruches om schouders en hals. En wat eraan voorafgaat: het passen van kleren in modehuizen, de kledingindustrie. En dan? Hij is de meester van het wachten. Wachtende vrouwen, aangekleed, gekapt, opgemaakt, maar waartoe? De naar binnen gekeerde blik, het peinzen.
Vriendinnen tekent hij, almaar weer. Zie ze fluisteren. En roken.