Waarom treft me dit dak zo. Mijn dakbewustzijn is groot. Ik heb een heilig ontzag voor goten, regenpijpen en dakbedekking.
De kunstenaar Frank Halmans is huiskundige. Hij weet alles van huizen. Is een volleerd timmerman, loodgieter, metselaar. Zijn huizen - of delen van huizen - nemen droomgestalten aan. Zo maakte hij bewoonbare boeken, een flatgebouw op schaal dat tegelijk een stofzuiger is, een woonerker en een flatje waarin alles normaal is behalve de breedte van bedden, wastafels en al. Die breedte is een derde van de gewone. Je stelt je Alberto Giacometti-achtige bewoners voor.
Maar nu dit dak. De bedekking is klassiek, teer, waarover kiezels zijn uitgestrooid. Ik leerde dat die dienden om zomerse warmte te absorberen, zodat de teer niet zou smelten. Eens heb ik een heel dak moeten ontdoen van zo'n dekking, tot op de planken. Met touw en blok zakken vol teer en kiezels omlaag takelen naar een container. Ik meet mensenlevens in gevulde containers. Ik ben dertien. Waarom daken plat worden gemaakt weet ik nog steeds niet. Ik zie de klassieke dode duif al in de toegang tot de regenpijp zakken. En dan.
Toen de Portugese schrijver Rentes de Carvalho in Nederland aankwam, in de jaren '70, en dringend wat moest verdienen keek hij om zich heen - zo vertelde hij - en besloot 'ik word loodgieter'. In een land waar het zo veel regende moest dat een lucratief beroep zijn.
In dit dak van Frank Halmans zit - als altijd - een surrealistische wending: het raampje. Je weet dat het van binnenuit met een ladder geopend kan worden. Er zit aan het raampje een pook met gaten die je op de gewenste hoogte kunt vastzetten aan een roestige spijker. Alleen, het raampje is, gezien de overige afmetingen, veel te klein. Absurd klein. Dat is de signatuur van Frank Halmans.
Het dak is te zien vanaf vrijdag, bij Thinking (out of) The Box in Marres in Maastricht.