Pas over drie dagen ligt Otterspeers Hermans-biografie in de winkel. Tot 1951, en dan al 800 pagina's. Juist naar dat voorafgaande ben ik benieuwd.
Hoe en waaruit ontstond de man die ik tussen kerst en Nieuwjaar 1994 ontmoette in de studio in Brussel en bezocht in de Brusselse Atrebatenstraat, niet ver van het Jubelpark? Als bij veel Belgische huizen was de begane grond een garage, maar een auto stond er niet. Wel een heel lange Lundiastelling vol boeken. We liepen erlangs. Deels vergeelde of vergrauwde paperbacks waar beschreven of betikte papiertjes met aantekeningen uit staken.
'De Nederlandse literatuur,' zei Hermans.
Boven, in het woonhuis liepen we nog wat rond, tussen planken met oude schrijfmachines en meer boekenkasten. We namen plaats op het door kattennagels opengehaalde leren bankstel aan een laag glazentafeltje. Een poes meldde zich. Voor het radiogesprek kon beginnen moest ik een schuldbekentenis tekenen. Daarvoor had Hermans een stapeltje vierkante notitiepapiertjes klaar liggen, bijeengehouden door een papierklem in de vorm van een koperen schelp. Ik herkende de 'pecten' het gidsfossiel uit De God Denkbaar, het boek dat hij de dagen tevoren in de BRT-studio had voorgelezen. Gekocht op het Vossenplein, zei hij erbij.
'Schijft u maar op: Hierbij verklaar ik...'.
'Jee, zei ik, moet dat wel zo?'
'Dat weet ik ook niet. Maar dat geeft niet, schrijft u maar op.'
En zo was ik hem duizend gulden schuldig. We spraken over de muziek die hij bedacht had bij de uitzendingen van 'Denkbaar', het Gesang der Jünglinge van Stockhausen.
'Dat gaat over jongemannen die in het inferno naakt moeten dansen op een gloeiende plaat. En weet u wat nu het wonder is? Naarmate die plaat heter wordt zingen ze mooier.'
Als biograaf zou ik hier een aantekening maken.
ps. Gesang der Jünglinge komt uit het bijbelboek Daniel.