Landschappen met fijngeschilderde figuurtjes erin. Waardoor je ziet hoe hoog bomen en bergen zijn, hoe ver de einder en hoe klein mensen en hun bezigheden. Het werk van de vergeten meester Claes Jacobszoon van der Heck (ca. 1578-1652) dat ik vanmiddag zag in Alkmaar neemt je mee naar het snijvlak van de 16de en 17de eeuw.
De tijd dat kop en lijf van enkelingen uitgroeiden tot dramatische personages. Zoals het televisiescherm ze nog steeds vertoont. Behalve bij voetbal, waar het totaalbeeld overheerst en de spelers poppetjes worden op een reusachtige veld, temidden van een duizendkoppig publiek. Na afloop, als het is misgelopen zoals vanavond, zie je een paar beteuterde gezichten van dichtbij.
Van der Heck is nog een 16de eeuwer.
De totaalbeelden, de verzonnen landschappen waarin je hier en daar wat personages ontwaart, maken het kijken tot een puur genot.
Verspreide taferelen. Figuurtjes bewegen of rusten in licht of schaduw, liggen in het gras, gaan hun gang. Wat spookt die monnik daar in het koren uit met die vrouw? Met je neus er bovenop gaan staan, dat moet wel. Straks wandelen ze weer uit zicht.
En dan die heksen! Naar de twee heksensabbats met Boschachtige demonen in fantastische omgevingen bleef ik lang kijken.
Buitengekomen, aan de singel in Alkmaar zag ik een hengelaar net mooi onder de bomen staan. Wilde een foto van het tafereel maken, maar kreeg ze er niet allebei op. De boom zo groot, de hengelaar zo klein. Hoe nu? Ach, natuurlijk: Van der Heck.