De Kus van Frans Masereel (1924), die ik gisteren op facebook zette bracht ongewoon veel teweeg. Wie kuste daar wie, zo hoog boven de stad?
In 1921 ontmoette Masereel in Geneve - hij kon als dienstweigeraar niet terug naar België - de Oostenrijkse schrijver Carl Sternheim. Die rijk was. Toen hij in 1915 de Fontane-prijs kreeg schonk hij het geldbedrag aan een onbekende debutant, genaamd Franz Kafka.
Op zijn vrouw Thea werd Masereel halsoverkop verliefd en omgekeerd. Thea had nog maar net een zelfmoordpoging achter de rug. Ze was wat je noemt een alles-of-niets-vrouw. Masereels autobiografische 'Stundenbuch' in houtsneden had haar in haar depressieve toestand diep geraakt. Ze was verliefd. En schrijft hem: 'wie man nur selten liebt, ohne Einschränkung'. In haar dagboek – ze was schrijfster - zegt ze hoe zijn boek haar leven binnenkwam. Als 'een fanfare van menselijkheid in deze vervloekte nacht'.
Masereel, de mooie jongen, de Lebemann, gaat op haar avances in: 'U bent de enige met wie ik zou willen en kunnen praten; dat is me nog nooit gebeurd.'
Hun wederzijdse 'amour fou' bracht hem tot vele houtsneden. Behalve De kus bijvoorbeeld ook Désir en Les amoureux.
Maar beide minnaars waren getrouwd, en dat moest zo blijven. De liefde voor Thea is nog jaren terug te vinden in Masereels werk.
Masereel - lees zijn biografie door Joris van Parys (1996), digitaal beschikbaar - vraagt zich voortaan bij alles wat hij maakt af wat zijn zielsverwante 'Stoisy', zoals hij haar noemde, ervan zou vinden. Toch raken ze uit elkaar in het verwarde Europese Interbellum.