Mijn andere grootvader, de kapitein bij de Holland Amerika Lijn die in 1932 in Havanna een attaque kreeg en eenzijdig verlamd terugkeerde naar Den Haag, vertelde hoe aan boord - als ze passagiers hadden - het passeren van evenaar werd gevierd. Hij spande voor beide glazen van zijn zeekijker - die ik erfde - een dun zwart draadje. Keek je erdoor dan zag je een streep over zee lopen: 'Wilt u de evenaar zien?' Waarachtig, ze zagen hem. En nu lees ik in Lichtmeters, de bekroonde bundel van Ruth Lasters haar gedicht 'Even':
De evenaar na eeuwen tastbaar maken, als reuze-ersatz voor
al het niet langer aanraakbare. Een wasdraad spannen
glijdend, aangedreven, precies tussen de twee halfronden. In
Ecuador mal staan graaien naar een laken, opbollend door wat lijkt
lichaamloos geadem. In Gabon alle halen, aaien die je nog
op iemands huid had willen - maken in een enkele drogende
zakdoek, waarmee een werkelijkheidsgerant
hier en nu misnoegd moet wapperen tegen zulke draad-
verspilling. Aangezien één iel wit pluisje al verzekert dat
veel weer vorm kan vatten, zelfs - in de gedaante van
kastanjes, wilde én haast identiek ogende tamme -
de verwarring.