Je vertelt een verhaal. En tegen het eind merk je aan de gezichten van de toehoorders dat de aandacht verslapt, dat ze iets missen: een 'pointe'. Zodat er een stilte valt, waarna iemand zegt 'en toen?'
Terwijl je toch zeker weet, dit moét ik vertellen. Zoals Bohumil Hrabal in 'Ik heb de koning van Engeland bediend' niet kan ophouden over de handelsreizigers die hun vuile onderbroeken uit de wc-raampjes van het badhuis gooien, tegenover het huisje van zijn grootmoeder, bij wie hij logeert, aan de watermolen:
'En oma was dan zo handig om ze met een haak in hun vlucht op te vangen nog voordat ze in de diepte op de natte en blinkende schoepen vielen (...), maar niettemin verheugde ze zich steeds op elke dag en met name op de donderdag en vrijdag wanneer de reizigers van overhemd en onderbroek wisselden, en omdat ze geld verdienden kochten ze nieuwe sokken en onderbroeken en overhemden en gooiden ze de oude uit het raam van het Karelsbadhuis naar beneden, waar oma op ze loerde met haar haak. En dat goed waste ze dan en verstelde ze en vouwde ze netjes op en legde het in de keukenkast, en daarna trok ze ermee de bouwplaatsen langs en verkocht het aan metselaars en knechts, en zo kon ze daar bescheiden maar goed genoeg van leven om voor mij elke dag verse puntbroodjes te kunnen kopen en melk voor koffie verkeerd...'.
Zo - je merkt, hij kan niet ophouden - en nog veel uitvoeriger, staat het verhaal in dat prachtige, oeverloze boek dat ook verfilmd is (2006). Maar deze scene is erin weggelaten, als ik raden mag vanwege een dreigend 'en toen'. (vertaling Kees Mercks)