Hier toch het gedicht van Kees 't Hart waar we vanmiddag in de tram niet aan toekwamen.
Als jongen las ik nooit gedichten voor een dode/ De dood was iets waar anderen wat in zagen/ Maar niks voor mij, ik hield niet erg van klagen/ De eerste dode was mijn opa van mijn vaderskant
Daarna kwam toch ‘Kinderlijk’ van Vondel/ Dat mijn leraar Nederlands ontroerend vond/ Ik vond het raar: dat lachen met een lodderoog/ Ik leerde het uit mijn hoofd en droeg het voor
Zo goed dat ik er zelf ook even om ging huilen,/ Maar dat was toen niemand het in de gaten had/ Ik ken het nog: ‘Moeder zeit hij waarom schreit gij?’/ Want boven was hij engeltje, die lieve schat.
Nu heb ik dit gedicht alleen voor u geschreven/ Man, glazenwasser, schoonmaker en metselaar/ In Den Haag, ik ben gisteren bij u langs gegaan/ En bij uw huis heb ik nog een tijdje stil gestaan
Leven is een raadsel, wie dat bedacht is gek/ Het is een ding een woord een stem een flat/ Waar stilte in de zomer tussen vogels zoemt/ En dinsdagavond de vuilnis buiten wordt gezet