De bus van Jan Baeke

 Ze verstoppen zich tegenwoordig of ze zich schamen voor hun dieselgeur, pneumatische deuropeners en schokbrekers boven achterwielen. ’t Is waar, ze rijden naar het hiernamaals. Ik hou van autobussen. Net als de dichter Jan Baeke, van wie vorig jaar 'Het tankstation op de route' verscheen. Een bundel waarin de filmkenner Baeke zich voluit laat gaan. Dromend in zijn stoel regisseert hij 'Een engel of god': 

 'De deur ging open en de bus reed naar binnen./ Een hevig gebrom, iedereen sprakeloos.

 Het was wachten op andere voertuigen/ maar ons beving de vrees dat elders/ in de kamer een parkeerplaats/ aan het oog onttrokken werd./ Dan is het een vreemde gewaarwording/ in een fauteuil wakker te worden/ met het boek nog/ op je schoot, een studie

 naar de waarde van zeldzaamheid/ in een taal die je niet beheerst/ maar je bent halverwege/ en je hebt begrepen wat de auteur bedoelt.

 Hij heeft hier gezeten, dat weet je en naast hem/ een engel of god, boven alle tijd verheven/ maar nu door en door nat/ met een lelijke hoest en vlekken van de koorts.

 niet te weten wat te doen met deze bus/ en diezelfde ontreddering/ daarna in de woorden waarmee hij alle buspassagiers/ om een paar stuivers vraagt.

 Het ruikt niet fris meer, de benzinedampen/ zijn het sterkst waar de bus/ een bocht moest maken/ om bij het raam te kunnen parkeren.

 Iemand aarzelt om hier uit te stappen/ naast de bezette fauteuil/ in de wetenschap van die engel of god/ en wat hij verder van plan is.

 Iemand wil niet in hetzelfde stappen/ om elke dag te voelen dat de bus bestaat.

 Dan rennen om de bus te halen/ en de bus te missen.

 

Tags: