En gisteren kwam goddank de vertaling, Nodig, want Tytgat schrijft Frans en het woordenboek is zwaar. Het werd een ware openbaring. De tekeningen zijn wondermooi, Maar de tekst van Edgard Tytgat is minstens zo goed. Ze vormen een geheel.
Zijn fantasieën over de acht dames uit het kaartspel lijken uit zijn eigen leven gegrepen. Ziet hij een vrouw, zo ken je hem, dan ziet en voelt hij de hele vrouw, en zo geeft hij haar weer, zijn fantasieën incluis. En zo schrijft hij haar. In de oude kunst is het vogeltje de aanduiding van erotische verlangens. Bij Tytgat zijn vrouwen gekooide vogels. Het meisje Mathilde maakt kennis met de vogel
"'s Avonds, ver van indiscrete blikken, eerst schuchter, onderzoekt het jonge meisje hem met haar kleinste vinger, de kleine vogel in zijn kooi, gevangen.
De nauwelijks ontluikende haartjes zijn zacht als dons, door ze lichtjes te strelen, danst haar vogeltje op een onregelmatig ritme.
Naarmate haar vinger zich verder waagt, vangt ze een glimp op van dromen die slechts bestemd zijn voor haar jongemeisjesziel.
Met zwarte, bruine, blauwe of grijze ogen,
verschijnt een illusoire prins, boodschapper van beloften.
Wordt haar musje prematuur weggehaald door een ridderlijke
indringer, dan wellen er tranen als parels op in haar ogen.
Ook houdt elke vrouw zelfs zij die geen maagd meer is,
vast aan haar vogelkooi, ondanks het feit dat ze vaak geleegd wordt van elke droom."