Mensen worden steeds meer dier, dieren steeds meer mens. Dat maakt onze omgang met de dieren almaar pijnlijker.
'Nature rewired' van Christiaan Zwanikken in het Museum het Valkhof laat mechanische dieren zien, die ontroeren. Hoe kan dat? Ik had er Rudy Kousbroek over willen horen. Je ziet schedels, skeletten, veel vogels, een enkele vlerk met veren, maar vooral gevederde koppen met vogelogen die je aankijken, terwijl ze niet alleen levensecht bewegen, soms ook praten. Alsof ze grapjes maken, halverwege mens en dier, een voorstelling geven voor ons, het publiek.
Computergestuurd, mechanisch aangedreven. Wat wil Zwanikken ons duidelijk maken? Dat de machinemens een soort schaaldier wordt, kwetsbaar binnen zijn technisch pantser, zoals in onze auto's?
Wij omringen ons met apparatuur, we kunnen niet zonder speelgoedbeesten lijkt de boodschap. Is de mens de ambitieuze ingenieur van zijn eigen afhankelijkheid? Wat zijn we anders dan het legendarische trommelende Duracel-konijntje dat in gesprek met een vogelskelet de levensduur van zijn eigen batterij aanprijst, maar toch steeds langzamer trommelt.
Een mooi pijnlijke grap is ook het Exoskeletal MK1 (2013). Een prothese met een extra hoofd en ledematen die je moet omgorden, en die het van je overneemt, je ervan langs geeft.