Het was honderd jaar geleden dat de Grote Oorlog uitbrak. Men herdacht en herdacht - mooie serie bij de Belgen - maar de enige die het werkelijk onder woorden heeft gebracht - Louis Ferdinand Céline, in 1932, ontbrak volkomen. In 1968 las ik zijn zijn Reis naar het einde van de nacht in de vertaling van Mani Kummer. Een donderslag.
Ja, hij was 'fout' geweest in de volgende oorlog. Maar hij gaf ons wel de woorden. En opnieuw lees ik: ´Onze kolonel toonde een verbazingwekkende moed, dat moet gezegd worden! Hij liep midden op de weg op en neer, terwijl de kogels om z'n oren floten, net zo gewoon alsof hij op een perron op een vriend wachtte, hoogstens een beetje ongeduldig. Om te beginnen, dat zeg ik maar liever meteen, heb ik nooit iets voor het platteland gevoeld, ik heb het altijd triest gevonden, met z'n eindeloze modderpoelen, z'n huizen waar je nooit iemand aantreft en z'n wegen die nergens naar toe gaan. Maar met de oorlog erbij is het niet om te harden.´
Dan komt er een cavalerist op de kolonel af, geheel overstuur, met de boodschap dat Wachtmeester Barousse verderop zo juist gedood is. Volgt deze dialoog:
- Nou en?
- Hij is gedood toen hij op weg naar Les étrapes, de broodwagen ging halen, kolonel!
- Nou en?
- Hij is door een granaat uit elkaar gespat!
- En verder, godverdomme!
- Verder niets! Kolonel!...
- Is dat alles?
- En 't brood, vroeg de kolonel.
Dit was het eind van deze dialoog, want ik herinner me goed dat hij nog net tijd had om te zeggen: 'En ´t brood?' En toen niets meer. Daarna alleen maar een vlam, met lawaai erbij. Maar dan een lawaai zoals je nooit zou geloven dat het bestond. M'n ogen, oren, neus en mond waren opeens zo vol lawaai dat ik werkelijk dacht dat dit het eind betekende, dat ik zelf vuur en lawaai was geworden. (...) Onmiddellijk daarop dacht ik aan wachtmeester Barousse, die zojuist uit elkaar was gespat zoals de andere knaap ons verteld had. Dat was goed nieuws 'Prachtig!' dacht ik meteen, dat is een hele grote ploert minder in het regiment!' (...) Wat de kolonel betrof, die wens ik geen kwaad toe. Toch was hij ook dood. Ik zag hem eerst niet meer. Dat kwam omdat hij door de ontploffing op het talud was geslingerd, languit op z'n zij, in de armen van de boodschapper, die ook dood was. Ze omhelsden elkaar, die twee, nu en voor eeuwig, maar de cavalerist had geen hoofd meer, je zag alleen een opening boven in z'n hals, met bloed erin dat klokkend sudderde, zoals jam in een pan.'
ps. Er was in 1934 al een vertaling van J.A.Sandfort. Céline vocht in Vlaanderen, in 1917, en raakte gewond..