In de schilderkunst is beddegoed een verhaal. Dat vertelt wie er in het bed lag. Beddegoed, geplooid, lakens, dekens waar licht op valt zodat ze blijven vertellen. Bij Jan Baeke zijn er bedden waar iemand in ligt en die waar iemand in lag. Met sporen van slaap en liggen. Van ziekte wellicht. Of herinnering aan het zoeken van houdingen om de slaap te lokken. Hou je stil, het is een schuw dier, net was het er even, misschien komt het terug.
Eerste deel van Baekes gedicht uit 'Seizoensroddel' dat heet 'Wat het bed wil zeggen':
Ik sta bij het bed van een man
die zijn bed in de steek heeft gelaten.
Op het bed na is niets in de kamer verlicht.
Er is beeld in overvloed. Er klinkt hartslag
en discussie door de verwarmingsbuizen.
Ook het bed wil wat zeggen. Het duurt dagen
voor er iets wil gebeuren.
Denk aan school. Meester, meester!
We hadden het jaar afgesloten met een les
over het lichaam, hoe de mens wil liggen
als de meeste delen op zijn.
Daarom is het bed een vinding zei de leraar
net als het schaamrood het nagelbijten
het flauwvallen in de hal.
Afgemat zitten we op een stoel in de klas, hebben
de leeftijd waarop we beginnen te rotten.
Dat ruikt de verpleegster, ze is niet gek!
Uit zelfverdediging strek ik mijn hart
tijdens de laatste vragen. Ik zag het bed aankomen
wist dat er iemand zou weglopen.
(...)