Avondwater

 Water verdubbelt de wereld, en meer dan dat, schilders deden er hun voordeel mee. De diepte onder het oppervlak trekt, lokt, jaagt angst aan. Dat merkte ik toen ik met Willem Brakman roeide over de Scheveningse waterpartij.

 Ook Guillaume van de Graft (1920-2010) wist er van, getuige de verdrinking in het gedicht Nachtwater:

  ''s Avonds ging hij op pad, hij ging/ fluitende door de schemering/ omdat de lucht veranderd was/ in iets dat lichter is dan gas.

De bomen stonden naast elkaar/ als hengelaar naast hengelaar/ langs de waterkant van de straat,/ de huizen stonden in beraad.

En langzaam steeg de maan omhoog/ als een geestelijk vissenoog/ en toen dat in de hemel steeg/ liep hij huiverend voort en zweeg.

Want zelfs al zou het boomlatijn/ voor hem niet ontoegankelijk zijn,/ het was alsof alles rondom/ verdronken was en voortaan stom

en hij veroordeeld, hij alleen,/ woorden te spreken en het scheen/ alsof bij elk woord dat hij sprak/ water onhoudbaar binnenbrak.'

 Het rijmt! Pas achteraf merk je hoe bevreemdend dat werkt..

 Dit uit de bloemlezing 'Er loopt en gedicht voor mij uit' die Ingmar Heytze maakte uit het werk van zijn oude vriend Van der Graft (2016).